Niet alles wat goed is komt snel

TýrsDaily
Februari 2015 - Ze zat aan de bar. Dat ze wijn dronk, wist ik niet, maar het was een goed teken. Niks saaiers dan een atleet die na een topprestatie niet wil drinken. Zelf bestelde ik een flinke pint, en omdat ik sinds een uur wist dat een goede vriend het definitief niet van de kanker in zijn lichaam ging winnen, trok ik de pul in een keer leeg. ‘Proost,’ zei ik wat laat, ‘maar nu ben ik natuurlijk reuze benieuwd waarvoor ik mijn bed uit moest komen en de auto heb gepakt.’ - Door Jens Olde Kalter

Het meisje had die dag 100 kilometer in een race over het nabijgelegen Zweedse Runn-meer geschaatst. Hoeveelste ze was geworden weet ik niet meer. Tiende of zo. Dat was een beetje het probleem ook, dat ze zo vaak achtste, negende, of tiende werd, en ik vermoedde dat het gesprek daar wel eens over zou kunnen gaan. 

Ik kende haar van de Jaap Edenbaan in Amsterdam, waar ik en mijn schaatsmatties iedere twee weken met de tong op de veters in de rondte reden, maar dan in de ‘Peppie en Kokkie divisie’ van het marathonschaatsen. Op trainingsuren reed het meisje er ook, altijd goed herkenbaar; Blauw-zwart pak van de sponsor, maar vooral de lange, rake klappen, waarvan ze er soms maar acht nodig had om aan de overkant van het rechte eind te komen.

"En toen ze me weer aankeek zei ze: ‘Ik wil volgend jaar ook op dat podium"

Bij de Alternatieve Elfstedentocht op de Oostenrijkse Weissensee (bij gebrek aan de echte Tocht de belangrijkste koers van het jaar) had ze een week eerder net naast het podium gepist. 

‘Op dertienhonderdste van de nummer drie’, vertelde ze terwijl ze een slok van haar wijn nam. ‘Dus jij hebt 200 kilometer geschaatst (van Amsterdam naar Maastricht), waarvan de laatste 25 km in een kopgroep van vier, en dan verlies je op dertienhonderdste..Dat  zijn drie schaatslengtes.. Ben ik even benieuwd. Die nummer drie, kan die nou echt beter schaatsen dan jij?
‘Nee’, zei het meisje dat Birgit heette.

’’Waarom heeft ze dan van je gewonnen?
‘Weet ik niet.’
Omdat zij het zichzelf misschien meer gunde dan jij?’, zei ik. ‘Omdat ze zichzelf -in de ongetwijfeld al duizend keer in haar hoofd afgespeelde film- WEL op het podium zag staan?’
Ze slikte en keek weg. En toen ze me weer aankeek zei ze: ‘Ik wil volgend jaar ook op dat podium.’
‘Ja, dat wil ik echt’, zei ze, waarna ze begon over een gesprek dat enkele weken ervoor op de Edenbaan plaatshad. Met wat schaatsvriendjes en met Birgit zaten we boven een stamppot en een gehaktbal. Al gauw ging het over haar marathonwedstrijd van het afgelopen weekend, waar Birgit volgens haar Facebookpagina veel kop- en sleurwerk had verricht (wat onder marathonrijders wordt gewaardeerd) maar er in de massasprint compleet af was gereden (dat stond er weer niet bij). 9e was ze geworden. 

‘Die andere meiden lachen zich rot om jou’, zei advocaat Michiel. ‘Lekker de hele koers in je ‘wiel’ zitten om je in de sprint met een duw opzij te bedanken.’ Ze slikte en haar ademsappel verraadde dat de opmerking was geland.

Vijftien jaar schaatste ze al. Altijd in de middenmoot, soms tegen de top aanschurend. Ze kon goed schaatsen zei ze, goed afzien en had een verschrikkelijk lange adem. Maar in de sprint ging ze er altijd af, waardoor het podium een onneembare vesting bleef. Een plek voor de afmakers, zoals Mariska Huisman, Sharon Hendriks en Danielle Bekkering. Vrouwen die er geen enkele moeite mee hadden een ander indien nodig onder het ijs te trappen, en ongetwijfeld een nacht lang naar het plafond lagen te staren na een 9e plek.
‘Hoe vaak kan jij je opdrukken’, vroeg ik na haar een tijdje te hebben aangehoord.
‘Geen idee’, zei ze. ‘Hoezo?’
‘Ah was ik gewoon ff benieuwd naar’, zei ik terwijl ik het antwoord al wist. 

"Ik wil je wel helpen, maar alleen als je in goud gelooft"

Aan de bar in Zweden stelde ze uiteindelijk de vraag die kennelijk al even op haar lippen lag. Zou je me willen helpen met mijn voorbereiding op de Weissensee van 2016?
‘Ligt eraan welke plek op het podium je in gedachten hebt’, zei ik. ‘Ik wil je wel helpen, maar alleen als je in goud gelooft. Word je uiteindelijk derde, fine, maar je moet wel in goud geloven.’
‘Okay’, zei ze. ‘En stel dat we samen gaan trainen. Wat ga je dan met me doen?

8 maanden later
‘Had er ooit een marathonschaatser gebokst’, vroeg ik me af, terwijl ik de handschoenen uit mijn tas haalde. Had een schaatser ooit die geur van verrot leer en zweet in de amoniakfase geroken?’ 

‘Cool’ zei ze met een mengeling van nieuwsgierigheid en een vleugje spanning. Bang leek ze niet. De winterjas was ondertussen al voor de korte broek verruild, en sinds april waren we begonnen met trainen. Bewust buiten, in de natuur en ver van het krachthonk met het door marathonrijders zo gewantrouwde ijzer. Haar ploegleidster, een gelauwerde oud-marathoncrack, mocht er dan ook niets van weten. Van krachttraining werd je tenslotte alleen maar langzaam, had ze gezegd.

‘Weet je waar je in ieder geval langzaam van blijft Birgit’, zei ik nadat ik (o.a) had getest hoe vaak ze zich kon opdrukken en de teller op NUL bleef steken. ‘Van een gebrek aan rompkracht en kracht in je bovenlijf. Als je dat niet hebt ga je nooit een sprint winnen, omdat je zenuwstelsel een rem op de PK’s gooit die er in je benen wel degelijk zitten. De motor heeftwel vermogen, maar de carrosserie kan het niet aan.’ 

"Met 100 meter sprints liet ik haar mijn hakken zien. Dat moest andersom zijn binnen een paar maanden"

Ik vertelde haar over Power, een voorwaarde om een sprint aan te trekken en te winnen, en over kracht. En dat kracht weer een voorwaarde voor power was. Simpel gezegd, als kracht het vermogen is om een weerstand te verplaatsen, dan is power het vermogen om dat in zo weinig mogelijk tijd te doen.

Met 100 meter sprints liet ik haar mijn hakken zien. Dat moest andersom zijn binnen een paar maanden. Maar toen ik haar met een 400 meter protocol ging testen zag ik dat ik maar beter uit haar buurt kon blijven. Wellicht dat ik het eerste ritje zou kunnen winnen, maar waar ik na 2x 400 meter met 90 seconden rust als een slang over de grond lig te kronkelen (het is het meest verschrikkelijke dat er is) zakte haar hartslag van 177 max binnen een minuut naar 111 en daarna vrij snel onder de 100. Pas na 7 x 400 meter stopte ze. Niet omdat ze stuk zat maar omdat haar kuit begon te mekkeren. ‘Wat lach je’, zei ze nauwelijks buiten adem. Ik heb het nooit gezegd, maar op dat moment wist ik dat ze een topatleet was die de race over 200 kilometer op het ijs zes maanden later kon gaan winnen. 

Video - Getting Stronger

Niettemin viel er genoeg te verbeteren. Vrouw of niet, ze was topsporter en voor een atleet was ze te zwaar. Veel te zwaar. En voor zover mij toen bekend was het enige dat een lichaam in beweging kreeg nog altijd spiermassa en geen vet. But one step at the time. De verhouding tussen haar linker en rechterbeen was goed, met nauwelijks krachtsverschil. En als ik haar beenschema’s op een gemiddelde man los zou laten zou die uit elkaar klappen. Wel bleef haar squat achter t.o.v haar deadlift, en ook het opdrukken, optrekken en liggend optrekken behoefde wat meer aandacht.

Opdrukken deden we dan ook schuin tegen de hoge kant van een bankje in het park, net als bij "beginner- bootcamp" en daarna steeds een paar graden minder schuin. Op de dag van onze laatste training kon ze zich 15 keer opdrukken. Plat, borst en schaambeen naar de grond en met een nette vorm. 

"Je bent goed bezig. Maar laat haar alsjeblieft genoeg rusten"

Best veel werk dus voor die ene keer die we per week samen hadden. Als het meezat. Maar haar schaats- en fietsschema’s lieten dat niet toe. Soms was ze weg naar het buitenland, om te fietsen in de bergen. Daar werd, met lange, grijze uren, de basis voor de 200 kilometer gelegd. Want een sterk lijf is leuk, maar zonder een groot hart en een stel paardenlongen heb je er als duuratleet weinig aan. Ook thuis zat ze eindeloos op de fiets, los van de 14 kilometer die ze dagelijks trappend naar haar werk aflegde. Dat was wel eens lastig met krachttrainen, omdat je een vermoeid lijf niet nog meer wil vermoeien. 

Meer dan eens zei ik, we gaan wat anders doen, of we gaan ergens koffie drinken en even ouwehoeren. En dan hamerde ik op meer rustdagen, wat bij haar, zoals bij veel atleten, een scheldwoord was. Alleen Joop Zoetemelk had het al vrij vroeg begrepen. ‘De Tour die win je in bed’, zei hij altijd. Ook de carrière van K-1 kampioen Ernesto Hoost, over wie ik een boek schreef, ging pas echt crescendo toen hij het rusten tot prioriteit verhief. Gelukkig kon ik ook altijd even bellen met toptrainers als Bas Willemsen en Coen Luijken van Overload Worldwide, die al tientallen topatleten hadden begeleid en hier al zo vaak tegenaan waren gelopen. En met Jorden Bres, al jaren de krachttrainer van Epke Zonderland, Henk Grol, en -niet onbelangrijk- van de Continu-schaatsploeg. Ook Jorden werd soms gek van het gelul in de schaatswereld over krachttraining, en dan vooral vanuit de hoek van de marathon. ‘Je bent goed bezig’, zei hij als ik hem vanuit de Albert Heijn belde nadat ik Birgit net aan de lijn had gehad, die kennelijk net weer een preek van haar ploegleidster over krachttraining had gehad. Ik wist zeker dat ik met mijn schema’s, die puur op het vergroten van maximale en sub-maximale kracht waren gericht (en waar je spiermassa niet noemenswaardig door toeneemt) veilig zat. Ik vertelde Jorden mijn schema’s en hij stelde me gerust. ‘Je bent goed bezig. Maar laat haar alsjeblieft genoeg rusten.’

Op onze eerste boksdag (ergens eind september) was Birgit opnieuw nogal moe op de training aangekomen. Ze was druk op haar werk geweest en ze had testwedstrijden gehad. Dus pakte ik de bokshandschoenen. Even iets anders doen dan met een stang in je nek opnieuw tot het gaatje gaan. Ik leerde haar instappen en bijstappen, en daarna indraaien en stoten. Daar kwam de vrouw en de atleet naar boven. Vrouwen leren doorgaans sneller boksen dan mannen omdat mannen meteen Mike Tyson willen zijn, waar vrouwen gewoon kijken wat je voordoet en je imiteren. Na een kwartier had ze de basis een beetje door, zodat ik haar links en rechts en vervolgens links-rechts liet stoten. 

Daarna ging ik een beetje met die handschoenen in de buurt van haar gezicht zwaaien, en af en toe zelfs een beetje raak prikken. Heel voorzichtig. Ik was al maanden benieuwd naar hoe ze hierop zou reageren. Zou ze bang en schrikkerig zijn? En belangrijker, zou ze terug durven meppen? Ik dacht misschien van niet, dat haar goeiige gedrag zich ook in de boskring zou manifesteren. Maar toen er een pijnscheut van mijn neus naar mijn schedeldak trok nadat ik -met mijn hoofd zogenaamd veilig achter mijn handen- had gezegd dat ze los mocht gaan, bleek ik haar te hebben onderschat. Dwars door de tranen heen, die in je ogen schieten na een spetter op je neus, begon ik te glimlachen. She was hitting me.

"Daar kan zij die andere meiden aan gort rijden. Ze moet het alleen nog een keer doen"

In oktober 2015 was het marathonseizoen op de baan begonnen. Soms ging ik kijken, in Haarlem en in Heerenveen. En als ik niet kon, keek ik direct na afloop op schaatsen.nl naar de uitslagen en naar de eindtijden, waaruit je bijvoorbeeld kon afleiden of er gesprint was of niet. Ik vloekte als ze geen top-10 reed, wat elk weekend soort van om en om was. Maar ik wist ondertussen ook dat je op de baan nauwelijks kon winnen zonder de steun en goede tactiek van je ploeg.

Alhoewel de resultaten niet direct in de eindlijsten zichtbaar waren, reed Birgit goed. Ze won bijvoorbeeld een pelotonssprint (nooit eerder gebeurd) en ze verpulverde haar PR bij een (korte)3000 meter wedstrijd. Ze kreeg dus meer snelheid. En kennelijk werd ze ook bijdehandter.

Die gekke Birgit deelde dit weekend gewoon een paar beuken uit’, zei advocaat Michiel na afloop van de NK op de Edenbaan begin 2016. Iets dat ik ook al eens had gezien toen ik haar wedstrijden -vaak stilletjes op de tribune- bekeek.

De laatste zeven weken trainden we niet meer samen. Daarvoor was haar wedstrijd programma te vol. En bovendien was het fundament al gelegd. Wel belde ik haar wekelijks. Uiteraard en onder meer om de rust-inspanningsverhouding te bespreken. ‘Neem nou eens de metro naar je werk’, riep ik als ze op een rustdag de fiets wilde pakken, terwijl buiten de pannen van het dak woeien.

De laatste twee weken voor Oostenrijk groeide ze naar haar natuurijsvorm. Althans dat bleek op de kunstmatige ‘natuurijsbaan’ in Biddinghuizen (een aanrader voor een leuke middag!) dat al iets meer van het rammen op de Weissensee wegheeft.

En ook oud marathonkampioen Hans Pieterse, werkzaam op in de schaatswinkel op de Edenbaan zag het: ‘Birgit is een sterke vrouw Jens. Gemaakt voor de 200 kilometer. Alleen de allersterkste redden het op die afstand. Daar kan zij die andere meiden aan gort rijden. Ze moet het alleen nog een keer doen.’

29 januari 2016
Het vroor nog net, maar echt koud was het niet. Vandaar dat de start van de Alternatieve Elfstedentocht op de Weissensee anderhalf uur naar voren was gehaald. De week ervoor was het nog ideaal geweest, met ’s nachts temperaturen van 18 onder nul, waardoor er nu wel een dikke ijsplaat lag, die met veel zorg door de organisatie werd onderhouden. De dooi zou toch wel komen, zodat de bovenlaag zacht werd en de wedstrijd dus hard. En dat was precies waar Birgit op hoopte. Op een zware pot, waar de meisjes van de vrouwen werden gescheiden.

‘Lekker slapen nu, morgen is jouw dag’, stuurde ik de avond ervoor een bericht. ‘Ik weet hoe sterk je bent. Kick ass’. 

Dat asskicken leek een tijd lang niet te lukken. Er was een kopgroep van vier vrouwen bij het peloton weggereden en Birgit zat daar niet bij. Nou is het op de Weissensee pas na zesenhalf uur en 200 kilometer voorbij, maar deze dames hadden bij 130 kilometer nog een voorsprong van 4 minuten. 

"One good girl down"

Het parcours bestond uit 22 rondes van ruim 9 kilometer, dat in lussen naast elkaar was aangelegd. Zo kon je van baan naar rennen om al je goedbedoelde adviezen in Birgit’s oor te tetteren, maar je kon ook met je stopwatch steeds haar achterstand op de kopgroep timen. En die werd kleiner. Dat kon je ook zonder stopwatch zien. Je hoefde alleen maar naar de gezichten van de drie kopmeisjes te kijken en naar die van de achtervolgers in het dan al flink uitgedunde peloton. Je zag de kopvrouwen hakken en hijgen, tevergeefs op zoek naar een vast ritme. Hun koppen opgeblazen, hun gezwollen lippen op hun wijd opengesperde monden, op jacht naar een extra hap lucht. Birgit, die het peloton strak en ritmisch aanvoerde, gaf gewoon een knikje als wij bij iedere nieuwe lus riepen hoeveel de achterstand nog bedroeg. Een goed teken; contact maak je alleen als je fit bent.

De kopmeiden werden ver voor de finish weer opgeslokt door het peloton, waar ze -volledig uitgewoond- probeerden bij te blijven. Birgit probeerde ondertussen uit die lange sliert weg te rijden, zoekend en -net als wij- hopend op een ontsnapping. 

Tevergeefs, zodat het aan het begin van de laatste ronde duidelijk werd dat men zou finishen zo als men nu over het ijs koerste. Met z’n allen, alleen dan beukend met een kilometer of vijftig per uur. Michiel ging een meter of vijfhonderd van de finish staan. Ik nog een meter of 200 verder, zodat we -in een vlaag van oneindige zelfoverschatting- nog wat konden roepen. 

Op een meter of twaalfhonderd van de streep, zo’n halve kilometer voor ons, kwamen ze de bocht om, waar Carla Zielman, een van de beste sprintsters, in 23e positie ten val kwam. One good girl down.

De dames kozen positie en doordat Birgit’s ploeggenoot Aggie Walsma met hetzelfde blauw-zwart voorin opdook, kon ik niet zien op welke plek ze precies lag. Er zaten in elk geval twee met die kleur bij de eerste zes op het moment dat ze vol gas voorbij knalden. 

‘Nee toch, niet weer vierde’, dacht ik terwijl ze op de finish af denderden en ik steeds minder kon zien. Zo vaak al hadden we dit scenario doorgenomen; wat als dit, wat als dat. Ik wist dat er een podiumplek in zat, omdat ik wist hoe fit Birgit was en hoeveel power ze had. Maar nu zag ik niets meer. Ik zag dus niet hoe Walsma de sprint - te vroeg- aantrok en hoe Birgit heel listig in de slipstream bij koploper Danielle Bekkering kroop, daar rustig uit de wind bleef, om er een meter of zestig voor de streep weer achter vandaan te komen. ‘Er wordt gespurt door Bekkering, Bekkering, brulde de speaker, terwijl Birgit uit mijn zicht de gashendel opentrok, ‘Of wordt het Witte. Ja, het is…Birgit Witte.’ 

Ik denk dat ik even stil was, daar achter op het meer. Totdat ik het een seconde later geloofde. Ik sprong en ik danste en toen ik Michiel tweehonderd meter verder zag vlogen we in elkaars armen en dansten we samen verder over het ijs. Ik meende een traan in zijn ooghoek te zien en hij moet er zeker een paar uit die van mij hebben zien rollen. Nu stond het quite, want toen hij een paar maanden eerder jarig was, en Birgit uitnodigde, had hij haar met de jongens tot tranen toe ingepeperd dat ze te lief was en daarom nooit won. Vaak genoeg vertelde hij daarna dat ze toen misschien te hard voor haar waren geweest, en dat hij daar van baalde. Misschien dat die traan daarom nu wel over zijn wang rolde. 

Birgit juichte ondertussen bij de finish, terwijl Danielle Bekkering, misschien wel de beste marathonschaatster ooit, verslagen en kapot gereden op het ijs lag. Wat had ze graag haar derde titel op de Weissensee gepakt en historie geschreven. Maar iemand anders was vandaag beter. Toen ik Birgit eindelijk had gevonden zag ik een lach die met geen hamer uit haar wang was te slaan, een lach die ik nog nooit bij haar had gezien. Hoe anders leek dat nog maar enkele weken terug, toen ik een van de laatste trainingen direct afkapte omdat ik merkte dat ze er meer dan doorheen zat. Huilend en snikkend lag ze vervolgens op de massagetafel. Van de pijn in haar benen, maar vooral van de stress, bang dat ze was dat ze te weinig trainde. 

Nu werd ze door de speaker -onder luid applaus- omhoog geroepen, de trap op, naar de hoogste trede van het podium, waar ze exact een jaar eerder nog met lage handen naar had staan staren. 

Film: Beeld en tekst door Eric Korver

Meer Týrsday nieuws